Een eigen plek. Mijn plek. Het klinkt mooi, en dat is het ook. Geluk, dat is het juiste woord – maar nu overheerst vooral de angst. Ik ben nerveus. Ik lees door ellenlange contracten, regels op regels, een taal die alleen bedoeld lijkt om mensen zoals ik op het verkeerde been te zetten. Alles wat ik weet, weet ik alleen. Geen tweede blik die mij bijstaat, geen samenspel. Dit huis is voor mij, niet voor “ons.” Alleen voor mij.
Als kind stelde ik me dit anders voor. Misschien niet makkelijker, maar zeker niet zo eenzaam. Ik dacht dat ik samen met iemand een huis zou kopen. Samen. Niet ik alleen. En die gedachte vreet aan me. Nachtenlang blijf ik eraan denken, verward tussen koude dekens en kussens die niet de warmte brengen die ik zoek. Alsof de kou in feite een spiegel is van de leegte die ik nu voel.
Deze valkuil zag ik niet aankomen. Ik plan, altijd, vooruit. Maar ergens ben ik blijven plannen met de illusie dat ik niet alleen zou zijn. Telkens plan ik alsof er iemand naast me staat, maar de realiteit is dat ik alleen ben. Al mijn plannen lijden onder dit ene, onzichtbare foutje. Een knoop in mijn levensplan die ik niet heb opgelost.
Misschien zou ik alle plannen moeten laten varen en beginnen aan een nieuw plan – een waarin ik vecht tegen die eenzaamheid, waarin ik het op de eerste plaats zet. Maar ik weet hoe dit gaat: er komt altijd iets tussen. En eerlijk? Plannen voor liefde maak ik niet goed. Liefde is geen logische puzzel, geen probleem om op te lossen, geen strategie. Ik loop vast. Ik wil te graag, of helemaal niet. En dan geef ik op, snel, koppig.
Onlangs probeerde ik een profieltekst te schrijven, hypothetisch. Niet dat ik ooit een datingapp heb gedownload. Maar het idee van zo'n tekst, een soort oefening, om de stem in mijn hoofd te sussen die zegt dat ik zelf bijdraag aan deze eenzaamheid. "Oké, een bio dan," zeg ik tegen mezelf, "gewoon een test."
Dan begin ik te typen, paragrafen die alles blootleggen, te kwetsbaar, veel te echt. Ik vertel mijn broer ervan, die meteen reageert met, “Komaan, hou het simpel! Een grapje misschien, iets origineel en luchtig.”
Daar sta ik dan. Een schrijver, een échte schrijver, maar een simpele bio? Onmogelijk. Wat velen in één zin vatten, kan ik niet. En erger: ik wil het ook niet. Het idee van “kort, luchtig” wreekt zich tegen mijn schrijven. Want hoe kunnen ze weten dat dit écht van mij is, en niet een of ander citaat? Ze zien mijn foto, en niets van mijn gedachten, mijn onzekerheid, mijn wens om begrepen te worden.
Ze zouden me misschien teleurstellend vinden, omdat ik niet voldoe aan het beeld in hun hoofd. Mijn overpeinzingen, mijn haperingen, mijn geneigdheid om álles te analyseren – dat zien ze niet op een foto. Als ik mezelf in een afbeelding kon vangen, zou niemand me mooi vinden op een datingapp.
Hoe is het gekomen dat mensen zich moeten versimpelen om elkaar te ontmoeten? Zijn het niet juist die diepe gesprekken, die stille, onverwachte momenten van verbinding die ons aantrekken? Is het niet die diepgang die we willen ontdekken in een ander?
Mijn broer heeft gelijk, uiteraard. Iedereen heeft gelijk, behalve ik. Ik maak het mezelf moeilijk, dat is duidelijk. Gewoon doen, gewoon downloaden, gewoon proberen. Maar in plaats daarvan blijf ik in gedachten ronddwalen, zoals altijd. Ik wil gevonden worden, gewoon zoals ik ben. Zonder façade, zonder holle grapjes en oppervlakkige interesse. Niet als een list, geen Trojaans paard. Maar het lijkt onmogelijk.
Elke dag schrijf ik. Ik schrijf mijn gedachten, ze stromen gewoon door. Het is misschien niet mooi, niet bedoeld voor Instagram, maar het is echt. En dat is wat ik wil: een echte, oprechte connectie. Geen vluchtige dopaminepiek, geen door te scrollen post. Ik hoef geen like. Ik hoef niet een van de vele gezichten te zijn in de digitale scroll. Ik wil een echt moment, iets dat beklijft.
Is echte liefde dan niet "bruikbaar" genoeg, niet makkelijk en direct genoeg? Moeten we onszelf sneller, handiger, simpeler maken? Alles voor het gemak van een klik, een swipe, een zo min mogelijk complexe ontmoeting. En dan ben ik zogezegd blij, zelfs dankbaar? Dat iemand mij wel wil?
Nee. In zo’n wereld wil niemand mij echt. Het is allemaal een illusie van verbinding, een algoritme dat me laat geloven dat ik belangrijk ben omdat iemand even stilstaat bij mijn profiel. Maar zouden ze me ooit aanspreken in het echte leven? Zou ik hen ooit aanspreken?
Het gedachte-experiment is voorbij. Ik verwijder de tekst. En ik lees het contract voor mijn nieuwe huis, teken, en stuur het terug. Een huis, mijn huis. Een eigen plek. Een eigen plek in de nacht ook, dat weet ik. Het zal er koud zijn. De kamers zullen stil zijn. Maar ik weet nu ook dat ik niet echt alleen ben.
’s Nachts blijft het koud. Maar nu weet ik dat het niet de eenzaamheid is. Het is gewoon november.
Reacties
Een reactie posten